Indicaties

Transfundeer een patiënt profylactisch bij trombocyten <10*109/l. Houd bij patiënten met een verhoogd risico op bloedingen een hogere trombocyten trigger aan volgens onderstaande tabel.

Situatie Trombocyten trigger
(Dreigende) septische shock* en/of MEWS ≥6 <20*109/l
Antithymocytenglobuline (ATG) <20*109/l
Zie Trombocyten­transfusies rondom ATG toediening
WHO bloedingsgraad ≥2 <30*109/l
DIS o.a. bij acute leukemie Zie protocol DIS
Acute promyelocyten leukemie (APL) Zie moederprotocollen en protocol DIS
Interventies/operaties Zie Transfusieprotocol Radboudumc, paragraaf 5.8 (afgeschermd, alleen toegankelijk via netwerk Radboudumc)
Absolute indicatie voor therapeutische antistolling <30*109/l
Absolute indicatie voor trombocyten­aggregatie­remmers Zie protocol TAR
Indicatie voor profylactische antistolling (equivalent aan maximaal 5000 IE dalteparine) <10*109/l
GvHD of CMV colitis met gastro- en/of enterale ulceraties <30*109/l

Hypotensie (<90/50 mm Hg) + 1. Tekenen van orgaan hypoperfusie (oligurie, mentale veranderingen, lactaat verhoging) en/of 2. Respiratoire achteruitgang (longoedeem, hypoxemie).

Dosis

Transfundeer in principe 1 eenheid trombocyten per keer.

Vraag alleen de dag van te voren trombocyten aan in geval van een hoog-risico bloeding (SIRS/sepsis, ARDS) en/of nagenoeg waarschijnlijkheid van zakken trombo­cyten­aantal onder de trombocyten trigger. In alle andere gevallen de trombocyten pas op de dag van de transfusie aanvragen. Trombocyten­concentraten kunnen snel geleverd worden.

Vraag HLA-compatibele trombocyten vanwege de schaarsheid pas aan op het moment dat er een indicatie voor transfusie is.

Overig

Bepaal na transfusie van HLA en/of HPA-compatibele trombocyten, transfusie van een trombocyten­hyper­concentraat, verdenking op refractairiteit of noodzaak tot stijging boven een bepaald trombocyten­aantal (bijvoorbeeld ATG, bloeding) altijd een 10-60 minuten nawaarde (CCI1 uur) en 24-uurs nawaarde (CCI24 uur).

Documenteer bij patiënten zonder hemorrhagische diathese het effect van de trombocyten­transfusie door de volgende dag een nawaarde te bepalen (CCI24 uur; afname 16-20 uur na transfusie). Indien deze CCI24 uur ≤2,5 is, dient tevens een 1-uurs opbrengst (CCI1 uur) gemeten te worden. Deze 1-uurs opbrengst wordt met name bepaald door de miltgrootte, aanwezigheid van allo-antistoffen en de kwaliteit van het product.

Achtergrondinformatie

Profylactische trombocyten­transfusies zijn bewezen effectief ter voorkoming van bloedingen. Het risico op bloedingen neemt duidelijk sterk toe bij bloedplaatjes <10*109/l. Tussen 10-50*109/l is er een stabiel (niet-toenemend) risico op een bloeding.

Daarnaast zijn er een aantal klinische variabelen die het risico op bloedingen helpen voorspellen. Petechiën en ecchymosen zijn niet voorspellend, maar mucosale bloedingen zijn predictief voor het optreden van een majeure bloeding. Inflammatie en koorts verhogen ook het risico. Alhoewel proefdier­modellen dit wel suggereren, is er vooralsnog geen bewijs dat het verhogen van de trombocyten­transfusie trigger dit bloedings­risico reduceert.

 

Ga terug naar de Transfusieprotocol homepage of lees meer over dit onderwerp:

Ga terug naar de algemene homepage Behandelprotocollen.