Immunofenotypering
Immunofenotypische afwijkingen in precursorpopulaties (aanwijzing voor dysplasie) alsook in de differentiatie van myeloïde, monocytaire en/of erytroïde lijnen (tenminste 3 afwijkingen in tenminste 2 compartimenten) in beenmerg zijn sterk geassocieerd met MDS en MDS/MPN overlapsyndromen. Daarnaast heeft immunofenotypering een rol bij het vaststellen van progressie (toename blasten) en transformatie naar AML.
Minimaal panel
Standaard bij (verdenking) CMML, t.b.v. vaststellen verhouding klassieke versus intermediaire en niet-klassieke monocyten:
- CD45, CD14, CD16 en optioneel Slan in combinatie met CD7, CD16 en CD24 ter uitsluiting van lymfocyten en granulocyten
Zie immunofenotypering bij MDS bij (verdenking) aCML, CNL en overige vormen van het MDS / MPN overlapsyndroom.
Zie immunofenotypering bij AML bij progressie naar AML.
Moleculaire diagnostiek
Standaard:
- MPN diagnose panel: mutatie analyse JAK2 V617F, JAK2 exon 12, CALR, MPL
- Fusiegen detectie BCR::ABL1 (t(9;22)) met PCR (kwantitatief) ten behoeve van uitsluiten CML
Op indicatie, ten behoeve van risicoclassificatie of bij twijfel of diagnose:
- Uitgebreide myeloïde NGS panel ten behoeve van vaststellen van klonaliteit en CPSS-mol of IPSS-M risicoscore. Zie moleculaire diagnostiek MDS voor specificatie genen
Toelichting
Met betrekking tot MDS/MPN-T-SF3B1 en MDS/MPN-RS-T, NOS:
- SF3B1 mutaties worden geassocieerd met ringsideroblasten. SF3B1 mutatie analyse wordt verricht om de diagnose MDS/MPN-T-SF3B1 en MDS/MPN-RS-T, NOS te stellen en bij een indicatie voor luspatercept therapie
Met betrekking tot CMML:
- Meest voorkomende mutaties in SRSF2, TET2, ASXL1. Daarnaast in SETBP1, NRAS/KRAS, RUNX1 en CBL
- Mutatie analyse van ASXL1, NRAS, RUNX1, SETBP1 is van belang voor het vaststellen van de CPSS-mol score (risicoclassificatie gebruikt bij patiënten die qua fitheid in aanmerking zouden kunnen komen voor een allogene SCT)
Met betrekking tot CNL en aCML:
- Het is van belang om CML en (andere) MPN's uit te sluiten middels BCR::ABL1 (t(9;22) fusiegen detectie en het MPN diagnose panel
- Bij aCML wordt in veel gevallen een SETBP1 mutatie gevonden, vaak in combinatie met een ASXL1 mutatie. Ook komen mutaties in ETNK1 voor. Mutaties in deze genen dragen bij aan het stellen van de diagnose aCML
- Bij >60% van de CNL patiënten wordt een mutatie in het CSF3R gen (G-CSF receptor) gevonden. Bij activerende mutaties in het membraan proximale domein van CSF3R (exon 14, o.a. T618I en T615A) is er meestal sprake van gevoeligheid voor JAK kinase inhibitors als ruxolitinib. Mutaties in het cytoplasmatische domein van CSF3R (exon 17, codon 683-823) worden geassocieerd met gevoeligheid voor (SRC) multikinase inhibitors (bijvoorbeeld dasatinib en bosutinib) en JAK kinase inhibitors (bijvoorbeeld ruxolitinib).
- Bij CNL is de aanwezigheid van activerende mutaties in het membraan proximale domein van CSF3R (exon 14, o.a. T618I en T615A) van belang voor de diagnose (criterium voor de mate van leukocytose volgens ICC 2022). Dit geldt niet voor mutaties in het cytoplasmatische domein van CSF3R (exon 17, codon 683-823).
- Vaak worden bij CNL ook mutaties gevonden in SETBP1, ASXL1 en SRSF2
Cytogenetica
CMML
Standaard:
- Optical genome mapping (OGM): ter uitsluiting van FIP1L1::PDGFRA fusie, t.b.v. bepalen CPSS-mol score en ter uitsluiting van t(9;22)(q34;q11.2)/BCR::ABL1 of in het geval van eosinofilie afwijkingen aan 4q12 (PDGFRA), 5q32 (PDGFRB), 8p11.23 (FGFR1), 9p24.1 (JAK2) of t(8;9)(p22;p24.1)/PCM1::JAK2
aCML en CNL
Standaard:
- Optical genome mapping (OGM): ter uitsluiting van t(9;22)(q34;q11.2)/BCR::ABL1
Overige MDS/MPN overlapsyndromen
Zie cytogenetica bij MDS en cytogenetica bij MPN.
Pathologie
Sterk aanbevolen op cristabiopt:
- Beoordeling cellulariteit, mate van fibrose
- Uitsluiten of bevestigen beeld klassieke MPN
- Uitsluiten of bevestigen onderliggende mastocytose
Ga terug naar protocol Diagnostiek MDS/MPN overlapsyndromen en CNL.
Ga terug naar de homepage Hematologische laboratoriumdiagnostiek.