Immunofenotypering

Toename van blasten en immunofenotypische afwijkingen in precursor­populaties (aanwijzing voor dysplasie) alsook in de differentiatie van myeloïde, monocytaire en/of erytroïde lijnen (tenminste 3 afwijkingen in tenminste 2 compartimenten) in beenmerg zijn sterk geassocieerd met MDS en MDS/MPN overlapsyndromen.

Daarnaast heeft immunofenotypering bij intermediair en hoog risico MDS een rol in de evaluatie van het percentage blasten en eventuele aberrante expressiepatronen (LAIP), welke relevant zijn voor follow-up na therapie.

MDS

Myeloïde, monocytaire en erytroïde uitrijpings­patronen in beenmerg worden onderzocht met een specifiek panel van fluorochroom-gelabelde monoclonale antilichamen (MoAb) en flowcytometrie analyse. Vervolgens worden verschillende parameters geëvalueerd en beoordeeld in de context van de normaal­waarden. Afwijkingen worden als volgt gescoord (1 punt per afwijkende parameter):

  • Ogata score:
    • Referentie: Ogata et al. Haematologica 2009
    • Omvat 4 parameters:
      • Percentage CD34+ myeloïde precursorcellen (myPC)
      • Percentage CD34+ B-precursorcellen (B-PC)
      • CD45-ratio
      • SSc-ratio
  • Flow-score:
    • Referentie: van de Loosdrecht et al. JNatl Compr Canc Netw. 2013
    • Omvat 6 parameters:
      • Percentage CD34+ myeloïde precursorcellen (myPC)
      • SSc-ratio afwijkende myeloïde en monocytaire uitrijping
      • Aberrante expressie van (lymfoïde) markers
      • Over-/onderexpressie van cellijnmarkers
  • Ery-score:
    • Referentie: Westers et al. Haematologica 2017
    • Omvat 5 parameters:
      • Percentage CD71dim cellen binnen de kernhoudende erytroïde populatie
      • CD71 CV expressie
      • CD71 X-mediaan expressie
      • CD36 CV expressie
      • CD36 X-mediaan expressie

Vervolgens wordt op basis van de geobserveerde afwijkingen een integrale conclusie gesteld conform de 'Integrated flow-score systematiek'. Zie publicatie 'Implementation of erythroid lineage analysis by flow cytometry in diagnostic models for myelodysplastic syndromes', Cremers et al., Haematologica 2017.

MDS-IB2, MDS / AML

Zie immunofenotypering bij acute leukemie (panel voor AML) voor vaststellen en follow up LAIP. 

Moleculaire diagnostiek

Algemeen

Moleculaire diagnostiek draagt bij aan het stellen van de diagnose en prognose (IPSS-M risicoscore$) en kan van invloed zijn op de behandeling. In uitzonderings­gevallen kan er afgezien worden van moleculaire diagnostiek, bijvoorbeeld als er geen behandel­consequenties aan verbonden zijn.

IPSS-M staat voor Molecular International Prognostic Scoring System:

  • Voornaamste genen: ASXL1, CBL, DNMT3A, ETV6, EZH2, FLT3, IDH2, KRAS, NPM1, NRAS, RUNX1, SF3B1, SRSF2, TP53*, U2AF1 
  • Overige genen: BCOR, BCORL1, CEBPA, ETNK1, GATA2, GNB1, IDH1, NF1, PHF6, PPM1D, PRPF8, PTPN11, SETBP1, STAG2, WT1

Diagnose

  • Mutatiescreening met het uitgebreide myeloïde NGS panel: ASXL1, BCOR, BRAF, CALR, CBL, CSF3R, DDX41, DNMT3A, ETNK1, ETV6, EZH2, FLT3-TKD (FLT3 codon 835, 836), GATA2, IDH1, IDH2, JAK2, KIT, KRAS, MPL, NFE2, NPM1, NRAS, PHF6, PPM1D, PTPN11, RUNX1, SETBP1, SF3B1, SRSF2, STAG2, TET2, TP53*, U2AF1, UBA1#, WT1, ZRSR2
  • Voor diagnostiek en classificatie van MDS/AML volgens ICC 2022: zie moleculaire diagnostiek AML
  • In het kader van classificatie MDS en vaststellen behandeling kunnen de volgende mutatie­screeningen apart worden aangevraagd: 
    • SF3B1 (behandeling met luspatercept)
    • TP53* (behandeling met lenalidomide)

* Voor de classificatie van 'MDS with defining genetic abnormalities' (WHO 2022) en 'MDS with mutated TP53' (ICC 2022) en risicoclassificatie van MDS (IPSS-M) zijn bi-allelische of multi-hit TP53 mutaties van belang. Er is sprake van bi-allelische of multi-hit TP53 mutaties in geval van:

  • 2 of meer TP53 mutaties (met VAF >10% volgens ICC 2022)
  • 1 TP53 mutatie (met VAF >10% volgens ICC 2022) in combinatie met deletie 17p
  • 1 TP53 mutatie (met VAF >10% volgens ICC 2022) in combinatie met 'copy-neutral loss of heterozygosity' van 17p
  • 1 TP53 mutatie met VAF >60%

# Deze mutatie is opgenomen in het uitgebreide myeloïde NGS panel om het VEXAS-syndroom aan te kunnen tonen. 

Indien er mutaties gevonden worden met een VAF ≥40% in CEBPA, DDX41, GATA2, RUNX1 en TP53 dient onderzoek overwogen te worden naar erfelijke predispositie. Zie protocol Erfelijke predispositie voor myeloïde maligniteiten.

Follow up

Het vervolgen van TP53 mutaties is geïndiceerd tijdens behandeling met lenalidomide.

Andere bij diagnose gevonden mutaties kunnen vervolgd worden om het ziekteproces te monitoren. De relevantie hiervan kan per gen/mutatie verschillen en moet nog verder onderzocht worden.

Erfelijke/kiembaan mutaties en mutaties in DNMT3A, TET2, ASXL1 (genen die vaak gemuteerd zijn bij premaligne klonale hematopoëse) zijn niet geschikt voor follow up of MRD bepaling.

Cytogenetica

Standaard:

  • Genoomwijde SNP array
  • Karyotypering

Pathologie

Standaard op cristabiopt:

  • Percentage blasten, mate van fibrose
  • Uitsluiten overige hematologische aandoeningen

 

Ga terug naar protocol MDS - Diagnostiek

Ga terug naar de homepage Hematologische laboratoriumdiagnostiek.

Snel naar


Aanvraagformulier

Laboratoriumdiagnostiek hematologische maligniteiten (Radboudumc)

lees meer

Materialen

Wanneer welke materialen insturen?

lees meer