Incidentie

De incidentie van Epstein Barr virus (EBV) infecties (primair of reactivatie) en post transplantatie lymfo­proliferatieve aandoeningen (PTLD) neemt toe. Naast een verbeterde herkenning en vroeg­diagnostiek spelen daarbij ook de toegenomen gemiddelde leeftijd van patiënten en het vaker toepassen van stamcellen van onverwante donoren een belangrijke rol.

De cumulatieve incidentie van PTLD na allogene SCT wordt in grote studies geschat op 1%. De incidentie is echter sterk afhankelijk van het aantal aanwezige risicofactoren. De feitelijke incidentie van EBV reactivatie en PTLD na een allogene SCT varieert van ongeveer 1% bij een enkele risicofactor tot tussen de 8 en 22% bij aanwezigheid van meerdere risicofactoren.

Door het gebruik van non-myeloablatieve conditionering lijkt het risico op EBV reactivatie en PTLD eveneens toe te nemen. De oorzaak is tweeërlei; namelijk enerzijds de hogere mate van immuunsuppressie bij deze schema’s en anderzijds door het persisteren van patiënt B-cellen die ook als bron voor EBV fungeren.

EBV reactivatie en EBV positieve PTLD na een allogene SCT treden vooral op gedurende de eerste 6 maanden na SCT. Afhankelijk van de mate van immuunsuppressie, het optreden van chronische graft versus host disease (GvHD) en andere risicofactoren neemt de incidentie van EBV reactivatie en EBV positieve PTLD vanaf een jaar na stamceltransplantatie sterk af. Echter ook daarna kan EBV reactivatie of een primaire EBV infectie optreden, en neemt de relatieve incidentie van EBV negatieve PTLD na een allogene SCT duidelijk toe.

Risicofactoren

De belangrijkste risicofactoren voor het optreden van EBV reactivatie en PTLD zijn:

  • SCT met een onverwante donor (MUD) of familiedonor met een HLA mismatch
  • Ex vivo T-cel depletie van het transplantaat (ex-vivo T-cel depletie waarbij eveneens B-lymfocyten verwijderd worden (zoals bij alemtuzumab en CD34 selectie) geven een minder hoog risico op PTLD, omdat B-cellen van de donor uit het transplantaat verwijderd worden, die normaliter in de myeloablatieve setting als EBV bron fungeren)
  • In vivo T-cel depletie door toevoeging van ATG of alemtuzumab aan de conditionering
  • Chronische GvHD, welke noodzaakt tot langdurig gebruik van immuunsuppressiva
  • Non-myeloablatieve conditionering

Minder belangrijke risicofactoren:

  • Hogere leeftijd van patiënt en donor
  • EBV status van patiënt en donor
  • CMV status van patiënt en donor

 

Ga terug naar de PTLD post allogene SCT homepage of lees meer:

Ga terug naar de homepage EBV reactivatie en PTLD.

Ga terug naar de algemene homepage Behandelprotocollen.